In dit essay besprak ik de film La vita è bella. In tegenstelling tot de gangbare opvattingen beargumenteerde ik dat zowel saai en humorloos als historisch onverantwoord en aanstootgevend is. Aan deze tegenstelling is de afgelopen jaren weinig veranderd. Wel merk ik op in dit essay dat (anno 2021) de film gemiddeld zeer hoog gewaardeerd werd op Imdb en vrij laag op Letterboxd. Inmiddels is de film juist wat gezakt op Imdb en veel hoger gewaardeerd op Letterboxd. Wat dat betreft is de relevantie om over de film te schrijven dus niet afgenomen. Verder vergeleek ik in dit essay de film met drie andere holocaust films: Pasqualino Settebellezze (1975), der hauptman (2017) en Auschwitz (2011). Ik zou willen zeggen dat elk van deze films, ondanks hun gebreken, meer aandacht verdiend dan La vita è bella. De eerste vanwege haar aparte stijl en sfeer, de tweede omdat het een geweldige zwarte komedie is en de derde verdient een ere plaats als fascinerend voorbeeld van echte camp. Wat camp betreft kan ik me geen provocerender (en bij camp is dat altijd beter) thema bedenken dan de holocaust.1 Belangrijk is echter – dit benoem ik niet in het essay – om het medium film als vermaak los te zien van de historische werkelijkheid. Wanneer we dat doen is het prima om te genieten van de absurditeit, kunstzinnigheid of originaliteit van een ‘holocaust exploitatie’ film, maar dat is alleen leuk zolang we realiteit van fictie kunnen blijven onderscheiden. Dit niet alleen vanwege de serieusheid van het onderwerp, maar ook omdat ik denk dat de humor van controverse alleen duurzaam blijft wanneer de humor niet de serieusheid van de oorspronkelijke controverse relativeert, want als alles op die manier gerelativeerd wordt waar vinden we dan nog controverse om de humor uit te halen?
- Interessant wat betreft camp is het essay van Susan Sontag hierover: S. Sontag, Notes on “camp” (1964). Daarnaast moet gezegd worden dat het niet duidelijk is of de regisseur van Auschwitz (Uwe Boll) bewust een slechte film probeerde te maken. Zo niet dan is de film wellicht technisch gezien geen camp (volgens de gangbare opvatting). Ik kan daarover zelf alleen maar zeggen dat de andere films van Boll duidelijk wel als camp bedoelt zijn en dat het daarom mijn inziens niet zoveel uitmaakt of Boll bewust holocaust camp maakte of dat zijn stijl van filmmaken het hem onmogelijk heeft gemaakt een serieus project neer te kunnen zetten. Ook Sontag stelt zelfs dat dit tweede geval betere camp zou zijn: “Camp which knows itself to be Camp (“camping”) is usually less satisfying (…) The pure examples of Camp are unintentional; they are dead serious. (…) One doesn’t need to know the artist’s private intentions. The work tells all.” (18-19). ↩︎